Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
29 augustus 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 30 september 2022 was gewezen. Het beroep was ingesteld door de verdachte, die in 1962 in [geboorteplaats] is geboren. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De feiten betroffen een incident in 2019 in Norg, waar de verdachte een ander bij de keel greep en deze keel dichtkneep, en een mishandeling in Berltsum, waar de verdachte twee anderen in hun gezicht stompe. De advocaat van de verdachte, M.J. Hoogendoorn, heeft een schriftuur ingediend, die aan het arrest is gehecht. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en de procureur-generaal heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen en heeft daarom besloten het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak is gedaan door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.