ECLI:NL:HR:2023:1133

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
22/02385
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen belanghebbenden bij familiebedrijf over governance-afspraken en schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een geschil tussen belanghebbenden bij een familiebedrijf. De eiser, wonende in Denemarken, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en andere arresten van het hof. De kern van het geschil draait om de nakoming van governance-afspraken die zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van het eerdere arrest. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet ontvankelijk waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 9.315,--, vermeerderd met wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldaan wordt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/02385
Datum25 augustus 2023
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats], Denemarken,
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: B.I. Kraaipoel,
tegen
1. [Holding] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR [Holding],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
hierna: [Holding] en STAK,
advocaat: N.E. Groeneveld-Tijssens.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/02/300388/HA ZA 15-375 van de rechtbank Zeeland- West-Brabant van 18 november 2015, 16 november 2016 en 13 maart 2019;
b. de arresten in de zaken 200.264.909/01 en 200.277.356/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 februari 2020, 9 juni 2020 en 29 maart 2022.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 29 maart 2022 beroep in cassatie ingesteld.
[Holding] en STAK hebben een verweerschrift tot niet-ontvankelijkheid, althans verwerping ingediend.
De zaak is voor [Holding] en Stak toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [Holding] en STAK begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
25 augustus 2023.