ECLI:NL:HR:2023:113
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Herziening van een eerder arrest van de Hoge Raad met betrekking tot een belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in het verzoek om herziening van een eerder arrest. Het verzoek om herziening was ingediend door [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende, en betrof het arrest van de Hoge Raad van 25 maart 2022, nummer 21/02882, ECLI:NL:HR:2022:430. De Hoge Raad heeft het verzoek om herziening beoordeeld en de procureurgeneraal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na zorgvuldige overweging is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het verzoek om herziening duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad in deze uitspraak ook de proceskosten beoordeeld. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken, wat betekent dat de kosten voor deze procedure niet aan de belanghebbende worden opgelegd. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken, waarbij de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden. De waarnemend griffier E. Cichowski was ook aanwezig tijdens de uitspraak.