ECLI:NL:HR:2023:1096
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vermogensetikettering van een auto in het kader van de inkomstenbelasting; beoordeling van het gebruik voor zakelijke en privédoeleinden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vermogensetikettering van een personenauto in het kader van de inkomstenbelasting. De belanghebbende, een ondernemer, had zijn personenauto tot zijn ondernemingsvermogen gerekend, terwijl de Inspecteur van Financiën van mening was dat de auto tot het verplichte privévermogen behoorde. De belanghebbende had in de jaren 2012 tot en met 2015 met de auto 22.000 kilometer gereden, maar de Inspecteur betwistte dat het zakelijke gebruik voldoende was om de auto als ondernemingsvermogen te kwalificeren.
De Rechtbank oordeelde dat de belanghebbende aannemelijk had gemaakt dat hij de auto in enige mate zakelijk had gebruikt en dat deze meer dan 500 kilometer per jaar voor zakelijke doeleinden was gebruikt, waardoor het als keuzevermogen kon worden aangemerkt. Het Hof daarentegen oordeelde dat de auto verplicht privévermogen vormde, omdat het privégebruik meer dan 90 procent van het totale gebruik uitmaakte. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en verduidelijkte dat de grens van 500 kilometers, die eerder door de Rechtbank was gehanteerd, niet van toepassing was in deze context.
De Hoge Raad stelde vast dat de rechtsregel uit een eerder arrest alleen geldt voor de afbakening tussen keuzevermogen en verplicht ondernemingsvermogen, en niet voor de afbakening tussen keuzevermogen en verplicht privévermogen. De Hoge Raad concludeerde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij in de onderhavige jaren ten minste 2.200 zakelijke kilometers had gereden, en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen.