ECLI:NL:HR:2023:1088

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
21/01853
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting

In deze zaak heeft de Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gedateerd 10 maart 2021. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de omzetbelasting die aan belanghebbende zijn opgelegd over de jaren 2012 tot en met 2016. De uitspraak van het Hof was het resultaat van een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2023 door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/01853
Datum7 juli 2023
ARREST
in de zaak van
STICHTING [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de MINISTER VAN FINANCIËN VAN CURAÇAO
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 10 maart 2021, nrs. CUR2020H00161 tot en met CUR2020H00165 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (BBZ nrs. CUR201901083 tot en met CUR201901087) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de jaren 2012 tot en met 2016.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J. Adeler, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2023.