ECLI:NL:HR:2023:1088
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting
In deze zaak heeft de Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gedateerd 10 maart 2021. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de omzetbelasting die aan belanghebbende zijn opgelegd over de jaren 2012 tot en met 2016. De uitspraak van het Hof was het resultaat van een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2023 door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.