ECLI:NL:HR:2023:1085
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake omzetbelasting door belanghebbende
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een geschil over de voldoening van omzetbelasting over het tijdvak van 1 april 2017 tot en met 30 juni 2017. De belanghebbende, vertegenwoordigd door P.I.M. Cramer, had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, die op haar beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 20 juli 2021. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar deze niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof, en dat er geen noodzaak was om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven. Dit is in lijn met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarin staat dat het niet nodig is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is een bevestiging van de eerdere uitspraken in deze zaak.