Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
per direct. Op grond van artikel 12 sub b van de huurovereenkomst is cliënte tot deze onmiddellijke ontbinding gerechtigd.
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
7 juli 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Beachhotel De Wielingen B.V. en De Wielingen Vastgoed B.V. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst voor een hotel in Cadzand-Bad. Beachhotel heeft de huurovereenkomst ontbonden op basis van vermeende tekortkomingen van Vastgoed in de nakoming van garanties die in de overeenkomst waren opgenomen. Vastgoed heeft verstek laten verlenen en heeft in reconventie gevorderd dat de ontbinding zonder rechtsgevolg is gebleven. De kantonrechter heeft in eerste aanleg Vastgoed veroordeeld tot betaling van contractuele boetes, maar heeft ook geoordeeld dat de ontbinding door Beachhotel niet gerechtvaardigd was. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter gedeeltelijk vernietigd en de ontbinding van de huurovereenkomst door Beachhotel ongeldig verklaard.
De Hoge Raad heeft in cassatie de vraag behandeld of partijen bij een overeenkomst voor de ontbinding van die overeenkomst een regeling kunnen treffen die afwijkt van de tenzij-bepaling in art. 6:265 lid 1 BW. De Hoge Raad oordeelt dat art. 6:265 lid 1 BW van aanvullend recht is, wat betekent dat partijen in beginsel vrij zijn om daarvan af te wijken. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Tevens wordt Vastgoed veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.