Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
Staat van het voertuig
Artikel 5 – Betaling:
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
7 juli 2023.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser], die een Lamborghini heeft verhuurd aan [verweerder] voor zijn trouwdag in april 2017. Tijdens de huurperiode is er schade aan de auto ontstaan, wat heeft geleid tot een rechtszaak over de aansprakelijkheid voor deze schade. [verweerder] vordert in conventie de terugbetaling van de borgsom van € 1.000, terwijl [eiser] in reconventie € 30.750 aan schadevergoeding vordert, stellende dat [verweerder] de auto in beschadigde staat heeft teruggegeven. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat [eiser] moet bewijzen dat [verweerder] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. In het eindvonnis heeft de kantonrechter de vordering van [eiser] afgewezen en de vordering van [verweerder] toegewezen. Het hof heeft echter het eindvonnis van de kantonrechter vernietigd en [eiser] veroordeeld tot terugbetaling van de borgsom, omdat het hof van oordeel was dat [eiser] niet in zijn bewijs is geslaagd. De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat het hof ten onrechte het bewijsvermoeden van artikel 7:218 lid 2 BW niet als uitgangspunt heeft genomen. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.