Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
7 juli 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Sasagar B.V. en Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. De kern van de zaak betreft de vraag op welk moment de termijn van twee maanden begint te lopen waarbinnen een verzekeraar een beroep kan doen op verzwijging van informatie door de verzekeringnemer, zoals vastgelegd in artikel 7:929 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Sasagar, een bedrijf dat koeriersdiensten aanbiedt, had een BMW verzekerd bij Nationale-Nederlanden. Bij de aanvraag van de verzekering had Sasagar onjuiste informatie verstrekt over het schadeverleden, wat leidde tot een geschil over de uitkering van diefstalschade na de diefstal van de BMW in 2018.
De Hoge Raad oordeelde dat de verzekeraar, in dit geval Nationale-Nederlanden, niet eerder dan twee maanden voor 16 augustus 2018 met voldoende zekerheid kon concluderen dat Sasagar haar mededelingsplicht niet was nagekomen. Dit oordeel is gebaseerd op de uitleg van het begrip 'ontdekking' in artikel 7:929 lid 1 BW, waarbij de Hoge Raad benadrukte dat een vermoeden van schending van de mededelingsplicht niet voldoende is; er moet sprake zijn van een voldoende mate van zekerheid. De rechtbank had de vordering van Sasagar afgewezen, en het hof had dit vonnis bekrachtigd. De Hoge Raad heeft het beroep van Sasagar verworpen en haar in de kosten van het geding veroordeeld.
De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de interpretatie van de mededelingsplicht en de verplichtingen van verzekeraars bij het ontdekken van onjuiste informatie. De Hoge Raad bevestigt dat de termijn voor het inroepen van de gevolgen van een schending van de mededelingsplicht pas begint te lopen wanneer de verzekeraar voldoende zekerheid heeft over de schending.