Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
4 juli 2023.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door de klaagster tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering op een hond (Rottweiler) na een bijtincident met een 9-jarig slachtoffer. De Hoge Raad heeft op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, onder nummer 21/04836. De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klaagster geen belang heeft bij het cassatieberoep, omdat uit ingewonnen inlichtingen blijkt dat de hond is geëuthanaseerd. Gelet op artikel 134.2.c in samenhang met artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering is het beslag rechtsgeldig beëindigd. Hierdoor kon de Hoge Raad het cassatieberoep van de klaagster niet in behandeling nemen en heeft zij de klaagster niet-ontvankelijk verklaard. De beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.