Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
4 juli 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, was betrokken bij een zaak van medeplegen van mishandeling, waarvoor hij een gevangenisstraf van 252 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 140 uur, subsidiair 70 dagen hechtenis, opgelegd kreeg. De centrale vraag in deze cassatie was of het hof het volwassenenstrafrecht had kunnen toepassen, terwijl de verdachte tijdens het plegen van een van de feiten nog minderjarig was. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. Ondanks deze overschrijding heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om aan dit oordeel andere rechtsgevolgen te verbinden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de opgelegde straf in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.