Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
4 juli 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 25 juni 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1995, was in hoger beroep veroordeeld voor diefstal met geweld, zoals omschreven in artikel 312.1 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, waarbij de raadsman had aangevoerd dat er onvolkomenheden waren bij de beëdiging van een of meerdere raadsheren van het hof. Dit punt werd echter niet verder besproken, verwijzend naar een eerder arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:1438) dat in deze context relevant was. De advocaat-generaal A.E. Harteveld had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdachte niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en dat er geen noodzaak was om verder in te gaan op vragen die van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep op 4 juli 2023 verworpen, en het arrest is uitgesproken door vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren M.J. Borgers en M. Kuijer, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.