ECLI:NL:HR:2023:1019

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
23/01806
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire maatregel tegen rechter wegens beïnvloeding van rechtszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2023 een disciplinaire maatregel opgelegd aan een rechter, hierna aangeduid als betrokkene, op vordering van de Procureur-Generaal. De vordering was gebaseerd op de stelling dat betrokkene in 2021 en 2022 handelingen heeft verricht die de goede gang van zaken bij de rechtspraak ernstig hebben geschaad. Betrokkene heeft zich in een lopende strafzaak, die veel maatschappelijke impact had, rechtstreeks gewend tot leden van de rechterlijke macht. Dit deed hij door een boek, geschreven door zijn broer, te verspreiden dat kritiek uitte op de rechtszaak en de betrokken functionarissen van het openbaar ministerie. De Procureur-Generaal stelde dat deze handelingen het vertrouwen in de rechterlijke macht ondermijnden en dat betrokkene zijn ambtsplichten verwaarloosde.

Het onderzoek in raadkamer vond plaats op 2 juni 2023, waarbij betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren. De Hoge Raad oordeelde dat betrokkene met zijn acties de overtuiging van de rechterlijke ambtenaren heeft willen beïnvloeden, wat in strijd is met de integriteit die van een rechter verwacht mag worden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de aard en ernst van het handelen van betrokkene een disciplinaire maatregel rechtvaardigen. Uiteindelijk werd besloten om betrokkene een schriftelijke berisping op te leggen, waarbij rekening werd gehouden met zijn lange staat van dienst en het feit dat hij eerder geen disciplinaire maatregelen had ontvangen.

De uitspraak benadrukt het belang van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht, en dat rechters zich bewust moeten zijn van de gevolgen van hun uitingen en handelingen, vooral in het kader van lopende rechtszaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Vierde Kamer
Nummer23/01806
Datum7 juli 2023
ARREST
houdende de beslissing op de vordering als bedoeld in artikel 46o van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden van 25 april 2023 betreffende:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] , wonende te [woonplaats] ,
hierna: betrokkene.

1.De vordering

1.1
De Procureur-Generaal heeft op 25 april 2023 schriftelijk gevorderd dat de Hoge Raad betrokkene op de voet van artikel 46ca lid 1, aanhef en onder a, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (hierna: Wrra) de disciplinaire maatregel van schriftelijke berisping oplegt.
1.2
Bij de vordering heeft de Procureur-Generaal de volgende stukken overgelegd:
a. het verzoek van de president van het gerechtshof Den Haag (hierna: het hof) aan de Procureur-Generaal van 23 februari 2023 tot het instellen van een vordering strekkende tot disciplinaire maatregelen tegen betrokkene, met zes bijlagen, waaronder het verslag van de advocaat-generaal van het ressortsparket van 14 februari 2023 en het verslag van het gesprek van de president van het hof met betrokkene van 22 februari 2023;
b. de e-mailwisseling tussen het kabinet van de Procureur-Generaal en betrokkene van 24 – 28 februari 2023 inzake uitnodiging gehoor;
c. de e-mail van de bestuurssecretaris van het hof aan de Procureur-Generaal van 27 februari 2023, inhoudende de reactie van betrokkene op het gespreksverslag van 22 februari 2023;
d. het proces-verbaal van gehoor van 8 maart 2023, met drie bijlagen;
e. de brief van de Procureur-Generaal aan betrokkene van 9 maart 2023 inzake het verdere verloop van de procedure;
f. de e-mail van de president van het hof aan de Procureur-Generaal van 27 maart 2023, ertoe strekkende dat erop wordt aangestuurd dat aan betrokkene de disciplinaire maatregel van schriftelijke berisping wordt opgelegd door de Hoge Raad;
g. de brief van de Procureur-Generaal aan betrokkene van 28 maart 2023, inhoudende het voornemen tot het instellen van een vordering tot het opleggen van een schriftelijke berisping en de gelegenheid tot het indienen van een schriftelijke zienswijze;
h. de e-mail van betrokkene aan de Procureur-Generaal van 29 maart 2023, inhoudende het afzien van het indienen van een schriftelijke zienswijze;
i. het Koninklijk Besluit tot benoeming van betrokkene;
j. de e-mail van mr. C. Nekeman (de advocaat van betrokkene, hierna: de advocaat) aan de president van het hof en de Procureur-Generaal van 10 april 2023;
k. de brief van de Procureur-Generaal aan de advocaat van 12 april 2023;
l. de e-mail van de president van het hof aan de Procureur-Generaal van 14 april 2023, inhoudende dat betrokkene per 24 april 2023 niet langer werkzaam zal zijn binnen de afdeling strafrecht van het hof.
1.3
De Procureur-Generaal heeft aan zijn vordering in de kern genomen ten grondslag gelegd dat betrokkene in 2021 en 2022 diverse handelingen heeft verricht die de bedoeling hadden dat in een lopende strafzaak rechterlijke ambtenaren zouden worden overtuigd van een alternatief scenario, dat dit alternatieve scenario ingang zou vinden in de strafzaak en dat de functionarissen van het openbaar ministerie die met de behandeling van de zaak waren belast zouden worden vervangen door andere. Volgens de Procureur-Generaal heeft betrokkene daarmee de goede gang van zaken bij de rechtspraak en het vertrouwen in de rechtspraak ernstig nadeel toegebracht, althans heeft betrokkene de ambtsplichten als bedoeld in art. 46c, aanhef en onder a, Wrra verwaarloosd, op grond waarvan de oplegging van een disciplinaire maatregel geboden is. De Procureur-Generaal acht de oplegging van een schriftelijke berisping passend en geboden.

2.Het onderzoek in raadkamer

2.1
Op 2 juni 2023 heeft de Hoge Raad in raadkamer het onderzoek als bedoeld in art. 46p lid 1 Wrra ingesteld. Betrokkene en de president van het hof zijn in kennis gesteld van de datum en het tijdstip van het onderzoek in raadkamer en zij zijn uitgenodigd bij dit onderzoek aanwezig te zijn. De president van het hof heeft de Hoge Raad bericht niet aanwezig te zullen zijn.
2.2
Betrokkene heeft zich bij schrijven van de advocaat voorafgaand aan de behandeling in raadkamer gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.
2.3
Betrokkene en de advocaat zijn in raadkamer verschenen. De Procureur-Generaal heeft in raadkamer zijn vordering toegelicht.
2.4
Van het onderzoek in raadkamer is proces-verbaal opgemaakt.

3.Feiten en uitgangspunten

3.1
Voor de beoordeling gaat de Hoge Raad uit van het volgende, zoals daarvan blijkt uit de hiervoor in 1.2 vermelde stukken en het onderzoek in raadkamer.
3.2
(i) Betrokkene is sinds 1997 raadsheer in het hof. Tot voor kort was betrokkene als zodanig werkzaam in de afdeling strafrecht van het hof.
(ii) De broer van betrokkene heeft in oktober 2021 onder pseudoniem een boek (hierna: het boek) uitgebracht dat betrekking heeft op een rechtszaak en het in verband daarmee verrichte onderzoek (hierna: de rechtszaak). Het betreft een strafzaak met grote maatschappelijke impact en veel publiciteit. Indien in de rechtszaak hoger beroep zou worden ingesteld, zou dat worden behandeld door het hof waarin betrokkene raadsheer is.
(iii) Op de achterkant van het boek staat onder meer dat in de rechtszaak de verkeerde personen terecht staan, dat een in de rechtszaak gebruikt onderzoek een door tunnelvisie of corruptie tot stand gekomen cover-up is, dat de officieren van justitie hierdoor hun tunnelvisie bevestigd zagen en ten hele zijn gedwaald, en dat het doel van het boek is dat de rechtszaak wordt voortgezet met andere officieren van justitie en tegen andere verdachten.
(iv) In november 2021 heeft de broer van betrokkene exemplaren van het boek afgegeven bij de Tweede Kamer en het Paleis van Justitie. Betrokkene vergezelde hem daarbij. De bij de balie van het Paleis van Justitie afgegeven exemplaren waren bestemd voor de rechters en de officieren van justitie die met de behandeling van de rechtszaak waren belast. Bij elk boek was een begeleidende brief gevoegd, geschreven door de broer van betrokkene.
(v) Betrokkene heeft in februari 2022 een exemplaar van het boek met een door betrokkene opgestelde begeleidende brief afgegeven aan de balie van het Paleis van Justitie. Het boek was bestemd voor en de brief was gericht aan de leider van het team van het openbaar ministerie dat het onderzoek in verband met de rechtszaak heeft verricht. De begeleidende brief bevat passages die, zakelijk weergegeven, erop neerkomen dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest, dat zich een ander scenario heeft voorgedaan dan het openbaar ministerie aanneemt, dat in het boek van de broer van betrokkene overtuigend wordt aangetoond dat een bepaald in de rechtszaak gebruikt onderzoek niet anders dan als een doelbewuste en doorzichtige cover-up moet worden aangemerkt, dat dit voor betrokkene glashelder is, en dat de geadresseerde wordt uitgedaagd om de eigen opvattingen kritisch te bezien en kennis te nemen van het boek waarin onderbouwd tot een geheel andere conclusie wordt gekomen. De brief sluit af met de mededeling dat het boek onder pseudoniem is geschreven en dat daarom ook onder de brief niet de eigen naam wordt vermeld.
(vi) In augustus 2022 heeft betrokkene anoniem een leeswijzer bij het boek verspreid onder de bij de rechtszaak betrokken officieren van justitie, rechters en advocaten. De leeswijzer bevat onder meer passages waarin betrokkene instemt met de in het boek neergelegde technische analyse en het daarop gebaseerde scenario. Betrokkene schrijft in de leeswijzer onder meer dat bij het openbaar ministerie al veel eerder bekend moet zijn geworden dat het scenario zoals zich dat in werkelijkheid heeft afgespeeld een heel ander was dan uit het in de rechtszaak gebruikte onderzoeksrapport volgt.
(vii) In oktober 2022 heeft betrokkene anoniem een exemplaar van het boek en de leeswijzer naar de bij de rechtszaak betrokken advocaat-generaal gestuurd. Betrokkene heeft ook twee pagina’s uit de bijlagen van een in de rechtszaak gebruikt onderzoek aan die advocaat-generaal doen toekomen. Daarbij heeft betrokkene een geschrift gevoegd dat onder meer de passage bevat dat de broer van betrokkene in zijn boek de waarheid heeft onthuld, dat al zijn kritiek op het in de rechtszaak gebruikte onderzoek terecht is en dat ten aanzien van bepaalde gegevens sprake is van manipulatie en een leugen.
(viii) In februari 2023 heeft betrokkene in een gesprek met diezelfde advocaat-generaal de rechtszaak ter sprake gebracht en de zaak een “groot showproces” genoemd. Betrokkene heeft in dat gesprek bekend gemaakt dat de auteur van het boek de broer van betrokkene is en dat betrokkene dit boek eerder aan de advocaat-generaal heeft toegezonden. De advocaat-generaal heeft daarop geantwoord zich dit niet te kunnen herinneren en dat als betrokkene haar iets zou willen doen toekomen, betrokkene dit in het postvak in het Paleis van Justitie kon leggen. Daarop heeft betrokkene het boek met de leeswijzer in het postvak van de advocaat-generaal gelegd.
(ix) Een functionaris van het ressortsparket heeft de president van het hof in kennis gesteld van de inhoud van het gesprek tussen betrokkene en de advocaat-generaal en de daaruit blijkende handelingen van betrokkene, die binnen het openbaar ministerie tot onbegrip en onvrede hebben geleid.

4.De beoordeling

4.1
Op vordering van de Procureur-Generaal kan de Hoge Raad ten aanzien van een rechterlijk ambtenaar een disciplinaire maatregel opleggen, onder meer indien de rechterlijk ambtenaar door zijn handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengt aan de goede gang van zaken bij de rechtspraak of het in haar te stellen vertrouwen (art. 46c, aanhef en onder c, Wrra, in verbinding met art. 46o lid 1 Wrra).
De disciplinaire maatregelen die aan de rechterlijk ambtenaar kunnen worden opgelegd zijn (art. 46ca lid 1 Wrra):
a. schriftelijke berisping;
b. inhouding van salaris tot een bedrag van ten hoogste het salaris over een halve maand;
c. schorsing voor de duur van ten hoogste drie maanden; of
d. ontslag.
4.2
In beginsel staat het een rechterlijk ambtenaar vrij om buiten de rechtszaal haar of zijn mening te uiten over maatschappelijke kwesties. Deze aan een rechterlijk ambtenaar toekomende vrijheid van meningsuiting is evenwel niet onbeperkt. Een rechterlijk ambtenaar dient bij de uitoefening van haar of zijn uitingsvrijheid rekening te houden met de invloed van die uitingen, in het bijzonder voor zover deze uitingen vragen kunnen doen rijzen over de invloed daarvan op het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht. [1]
4.3
Uit de hiervoor in 3.2 weergegeven feiten blijkt dat betrokkene, terwijl betrokkene raadsheer is, zich in een bij de rechtbank in het desbetreffende ressort lopende strafzaak met grote maatschappelijke impact, rechtstreeks heeft gewend tot leden van de rechterlijke macht die met de behandeling van de zaak waren belast. Betrokkene was aanwezig bij de afgifte van het boek door de broer van betrokkene ten behoeve van de rechters en officieren van justitie, en heeft het boek ook zelf doen toekomen aan de leider van het onderzoeksteam van het openbaar ministerie en later aan de advocaat-generaal. De verstrekking van het boek had onmiskenbaar de bedoeling om de overtuiging van de bij de rechtszaak betrokken rechterlijke ambtenaren en de loop van de rechtszaak te beïnvloeden. De begeleidende brief aan de leider van het onderzoeksteam van het openbaar ministerie, de onder de betrokken rechters, officieren van justitie en advocaat-generaal verspreide leeswijzer en het aan de advocaat-generaal gestuurde geschrift, die betrokkene alle zelf heeft geschreven (zie hiervoor in 3.2 onder (v)-(vii)), hadden evenzeer de strekking om de bij de rechtszaak betrokken leden van de rechterlijke macht en de loop van de rechtszaak te beïnvloeden. In die geschriften heeft betrokkene zich aangesloten bij het in het boek geschetste alternatieve scenario en zich afgezet tegen het in de rechtszaak gepresenteerde scenario. Betrokkene heeft daarin onder meer de in de rechtszaak gebruikte onderzoeksbevindingen gekwalificeerd als een doelbewuste en doorzichtige cover-up, het openbaar ministerie verweten al veel eerder ermee bekend te zijn geworden dat het scenario zoals zich dat in werkelijkheid heeft afgespeeld een heel ander was, en bepaalde in de rechtszaak gebruikte gegevens gekwalificeerd als manipulatie en een leugen.
In het gesprek met de advocaat-generaal heeft betrokkene bekend gemaakt dat het betrokkene zelf is geweest die het boek met leeswijzer aan de advocaat-generaal heeft toegezonden, en de rechtszaak een groot showproces genoemd.
4.4
Met voornoemde handelwijze heeft betrokkene het vertrouwen in het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht ondermijnd. Door dit handelen heeft betrokkene ernstig nadeel toegebracht aan de goede gang van zaken bij de rechtspraak en het in de rechtspraak te stellen vertrouwen.
4.5
De aard en de ernst van het hiervoor beschreven aan betrokkene verweten handelen rechtvaardigen het opleggen van een disciplinaire maatregel zoals bedoeld in art. 46ca lid 1 Wrra. Bij de beoordeling welke maatregel passend en geboden is, heeft de Hoge Raad mede in aanmerking genomen dat betrokkene inzicht heeft getoond in de onaanvaardbaarheid van het handelen, dat betrokkene aanvaardt niet meer werkzaam te zullen zijn in de afdeling strafrecht, en dat aan betrokkene, die al lange tijd als raadsheer werkzaam is, niet eerder een disciplinaire maatregel is opgelegd.
4.6
Gelet op het voorgaande zal de Hoge Raad aan betrokkene de disciplinaire maatregel van schriftelijke berisping opleggen.

5.Beslissing

De Hoge Raad legt aan betrokkene de disciplinaire maatregel van schriftelijke berisping op.
Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter, de vicepresidenten R.J. Koopman en V. van den Brink, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en F.J.P. Lock, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A. Woller-van Welie, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2023.

Voetnoten

1.Vgl. HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:510, rov. 6.2. Vgl. ook o.a. EHRM 29 augustus 1997, nr. 83/1996/702/894 (Worm/Oostenrijk) en EHRM 23 juni 2016, nr. 20261/12 (Baka/Hongarije).