ECLI:NL:HR:2023:100

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
22/00024
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van de Bestuurder tegen Rabobank inzake devolutieve werking hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Bestuurder tegen de Coöperatieve Rabobank U.A. De Bestuurder, vertegenwoordigd door advocaat K. Aantjes, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 oktober 2021. De Rabobank, vertegenwoordigd door advocaat I.M.A. Lintel, heeft afgezien van het indienen van een verweerschrift. De Hoge Raad heeft de klachten van de Bestuurder beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de Bestuurder verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Rabobank zijn begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 800,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/00024
Datum27 januari 2023
ARREST
In de zaak van
[de Bestuurder],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: de Bestuurder,
advocaat: K. Aantjes,
tegen
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Rabobank,
advocaat: I.M.A. Lintel.

1.Procesverloop in cassatie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/16/370122/HA ZA 14-432 van de rechtbank Midden- Nederland van 5 november 2014, 10 februari 2016, 28 maart 2018, 29 augustus 2018 en 16 januari 2019;
b. de arresten in de zaak 200.270.324 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 november 2020 en 5 oktober 2021.
De Bestuurder heeft tegen het arrest van het hof van 5 oktober 2021 beroep in cassatie ingesteld.
Rabobank heeft afgezien van het indienen van een verweerschrift.
De zaak is voor de Bestuurder toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [de Bestuurder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rabobank begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 800,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
27 januari 2023.