Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
27 januari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Bestuurder tegen de Coöperatieve Rabobank U.A. De Bestuurder, vertegenwoordigd door advocaat K. Aantjes, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 oktober 2021. De Rabobank, vertegenwoordigd door advocaat I.M.A. Lintel, heeft afgezien van het indienen van een verweerschrift. De Hoge Raad heeft de klachten van de Bestuurder beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de Bestuurder verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Rabobank zijn begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 800,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.