Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
ARREST
wonende te [woonplaats],
kantoorhoudende te Arnhem,
1 juli 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2022 een arrest gewezen. De advocaat van de curator heeft op 10 juni 2022 verzocht om het arrest aan te vullen met een beslissing over de proceskosten in een ingetrokken incident. De advocaat van de werkneemster heeft op 16 juni 2022 aangegeven dat een proceskostenveroordeling niet aan de orde is, omdat het incident voortkwam uit een technische fout binnen het portaal van de Hoge Raad. De Procureur-Generaal heeft geen aanvullend commentaar geleverd.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er nog een beslissing moest worden genomen over de proceskosten in het incident. De werkneemster had gevorderd dat de curator niet-ontvankelijk werd verklaard in het incidentele cassatieberoep, omdat het verweerschrift te laat was ingediend. De curator had echter een verweerschrift ingediend en aanspraak gemaakt op een kostenveroordeling. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot verwerping van de incidentele vordering, maar deze was ingetrokken.
De Hoge Raad oordeelt dat het verweerschrift tijdig was ingediend en dat de vordering tot niet-ontvankelijkheid feitelijk onjuist was. Daarom is een proceskostenveroordeling ten laste van de werkneemster op zijn plaats. In de beslissing van 1 juli 2022 heeft de Hoge Raad de werkneemster veroordeeld in de kosten, begroot op € 800,-- voor salaris, en deze aanvulling op de minuut van het arrest gesteld.