ECLI:NL:HR:2022:988

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
20/02749
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling arrest met proceskostenveroordeling in ingetrokken incident

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2022 een arrest gewezen. De advocaat van de curator heeft op 10 juni 2022 verzocht om het arrest aan te vullen met een beslissing over de proceskosten in een ingetrokken incident. De advocaat van de werkneemster heeft op 16 juni 2022 aangegeven dat een proceskostenveroordeling niet aan de orde is, omdat het incident voortkwam uit een technische fout binnen het portaal van de Hoge Raad. De Procureur-Generaal heeft geen aanvullend commentaar geleverd.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er nog een beslissing moest worden genomen over de proceskosten in het incident. De werkneemster had gevorderd dat de curator niet-ontvankelijk werd verklaard in het incidentele cassatieberoep, omdat het verweerschrift te laat was ingediend. De curator had echter een verweerschrift ingediend en aanspraak gemaakt op een kostenveroordeling. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot verwerping van de incidentele vordering, maar deze was ingetrokken.

De Hoge Raad oordeelt dat het verweerschrift tijdig was ingediend en dat de vordering tot niet-ontvankelijkheid feitelijk onjuist was. Daarom is een proceskostenveroordeling ten laste van de werkneemster op zijn plaats. In de beslissing van 1 juli 2022 heeft de Hoge Raad de werkneemster veroordeeld in de kosten, begroot op € 800,-- voor salaris, en deze aanvulling op de minuut van het arrest gesteld.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer20/02749
Datum1 juli 2022

ARREST

In de zaak van
[werkneemster],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep,
hierna: werkneemster,
advocaat: M.J. van Basten Batenburg,
tegen
C.W. HOUTMAN, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
VÉRIAN CARE & CLEAN B.V.,
kantoorhoudende te Arnhem,
VERWEERDER in cassatie, eiser in het incidentele cassatieberoep,
hierna: de curator,
advocaat: J.H.M. van Swaaij.
1. Het arrest in dit geding
1.1
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 3 juni 2022 een arrest gewezen. Bij brief van 10 juni 2022 heeft de advocaat van de curator verzocht het arrest op de voet van art. 32 Rv aan te vullen met een beslissing over de proceskosten in het incident. Bij brief van 16 juni 2022 heeft de advocaat van werkneemster meegedeeld dat een proceskostenveroordeling niet aan de orde is, omdat het incident werd opgeworpen na een technische fout binnen het portaal van de Hoge Raad. De Procureur-Generaal is in de gelegenheid gesteld aanvullend te concluderen, maar heeft daarvan afgezien.
1.2
De Hoge Raad stelt vast dat nog een beslissing moet worden gegeven over de proceskosten in het incident. In dat incident heeft werkneemster gevorderd de curator niet-ontvankelijk te verklaren in het door deze ingestelde incidentele cassatieberoep. Daartoe is aangevoerd dat het verweerschrift, tevens houdend incidenteel cassatieberoep, uiterlijk 22 januari 2021 had moeten worden ingediend, maar dat dit pas op 29 januari 2021 is gebeurd. Namens de curator is een verweerschrift in het incident ingediend en aanspraak gemaakt op een kostenveroordeling. Nadat de Advocaat-Generaal W.L. Valk had geconcludeerd tot verwerping van de incidentele vordering, is deze vordering ingetrokken.
1.3
Het verweerschrift, tevens houdend incidenteel cassatieberoep, is op 22 januari 2021 ingediend, hetgeen op de rol van 29 januari 2021 is aangetekend. De op 19 februari 2021 ingediende vordering tot niet-ontvankelijkverklaring mist dan ook feitelijke grondslag. De omstandigheid dat de advocaat van werkneemster op 22 januari 2021 geen afzonderlijke notificatie heeft ontvangen van de indiening van het verweerschrift, tevens houdend incidenteel cassatieberoep, doet daaraan niet af. Nu de curator een verweerschrift in het incident heeft ingediend is een proceskostenveroordeling ten laste van werkneemster op zijn plaats.
2. Beslissing
De Hoge Raad:
vult het dictum van het arrest van 3 juni 2022 als volgt aan:
in het incident:
- veroordeelt werkneemster in de kosten, aan de zijde van de curator begroot op € 800,-- voor salaris;
- stelt deze aanvulling op de minuut van het arrest.
Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, A.E.B. ter Heide en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
1 juli 2022.