Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
kantoorhoudende te Arnhem,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
5.Beslissing
3 juni 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vraag of een werkneemster recht heeft op een transitievergoeding, terwijl zij onder een wachtgeldregeling valt. De werkneemster, die van 1974 tot 1 juli 2016 in dienst was bij Vérian Care & Clean B.V., werd ontslagen om bedrijfseconomische redenen. Na haar ontslag heeft zij een Ziektewetuitkering ontvangen en verzocht om wachtgeld, wat niet werd ingewilligd. De kantonrechter had de primaire vordering van de werkneemster tot betaling van de transitievergoeding toegewezen, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de vorderingen afgewezen. Het hof oordeelde dat de werkneemster geen recht had op de transitievergoeding omdat de wachtgeldregeling, die op haar van toepassing was, het recht op de transitievergoeding blokkeert. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het enkele bestaan van een wachtgeldvoorziening het recht op transitievergoeding uitsluit, ongeacht of de voorziening daadwerkelijk tot uitkering komt. De Hoge Raad oordeelde dat de wetgever met de overgangsregeling wilde voorkomen dat werknemers zowel een transitievergoeding als wachtgeld zouden ontvangen. De werkneemster had geen recht op de transitievergoeding, ook niet op basis van haar stelling dat de vervaltermijn was verstreken door slecht werkgeverschap. De Hoge Raad verwierp zowel het principale als het incidentele cassatieberoep en veroordeelde de werkneemster in de kosten van het geding.