Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
5 juli 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 maart 2019. De verdachte, geboren in 1975, had beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat A.A. Franken cassatiemiddelen had voorgesteld. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en vastgesteld dat het hof in strijd met artikel 359 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven voor het afwijken van het standpunt van de verdediging over de strafoplegging. Dit leidde tot de conclusie dat het cassatiemiddel gegrond was, wat resulteerde in een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 22 maanden naar 21 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar het beroep voor het overige verworpen. Deze uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling en de eenheid van rechtspraak, aangezien de Hoge Raad eerder een gelijkluidend cassatiemiddel in een andere zaak tegen dezelfde verdachte had verworpen.