ECLI:NL:HR:2022:945
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake naheffingsaanslag belasting personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 juni 2021, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De Rechtbank Gelderland had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen opgelegd aan belanghebbende, alsook een boetebeschikking.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft verschillende middelen voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende, heeft de Hoge Raad de middelen beoordeeld.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de voorgestelde middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.