ECLI:NL:HR:2022:942
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake belasting van personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 juni 2021. De zaak betreft een geschil over door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De belanghebbende werd vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, terwijl de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], een verweerschrift indiende. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, waarna de Hoge Raad de middelen heeft beoordeeld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de voorgestelde middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het oordeel van de Hoge Raad is dat het niet nodig is om te motiveren waarom de middelen niet tot vernietiging leiden, aangezien de beoordeling van deze middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2022 door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.