In deze zaak heeft [eiser], die woonachtig is in [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vraag of de werknemer, wiens dienstverband is beëindigd nadat hij arbeidsongeschikt was geworden, maar voordat hij een WAO-uitkering ontving, recht heeft op WAO-hiaat-dekking en op premievrije opbouw van ouderdomspensioen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Amsterdam en een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.