ECLI:NL:HR:2022:90

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
20/01653
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad en verkeersboetes onder de Wahv

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de bewindvoerder van een eiseres tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft de vraag of de officier van justitie in administratief beroep onherroepelijk geworden boetebeschikkingen had mogen vernietigen, en of de boeteoplegging onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) onrechtmatig was. De Hoge Raad heeft de klachten van de bewindvoerder over het arrest van het gerechtshof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de bewindvoerder veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Hoge Raad, waarbij de vicepresident M.V. Polak als voorzitter fungeerde, samen met de vicepresident M.J. Kroeze en de raadsheren C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01653
Datum28 januari 2022
ARREST
In de zaak van
[de bewindvoerder], handelend onder de naam [A],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [eiseres],
EISERES tot cassatie,
hierna: de bewindvoerder respectievelijk [eiseres],
advocaat: Y.E.J. Geradts,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID),
zetelende te Den Haag,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de Staat,
advocaat: G.C. Nieuwland.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/09/529613/HA ZA 17-341 van de rechtbank Den Haag van 13 september 2017 en 7 maart 2018;
het arrest in de zaak 200.239.762/01 van het gerechtshof Den Haag van 25 februari 2020.
De bewindvoerder heeft (namens [eiseres]) tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staat heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor de Staat mede door J.B.B. Heinen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de bewindvoerder heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt de bewindvoerder in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de bewindvoerder deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter, vicepresident M.J. Kroeze en de raadsheren C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
28 januari 2022.