Uitspraak
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 juni 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type, was niet verschenen bij de mondelinge behandeling, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De advocaat van de betrokkene was wel aanwezig en verklaarde dat hij had afgesproken dat zijn cliënt zou komen, maar dat hij telefonisch onbereikbaar was. De rechtbank had de zorgmachtiging voor zes maanden verleend, maar de betrokkene stelde dat hij niet gehoord was, wat in strijd zou zijn met artikel 6:1 lid 1 Wvggz. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd dat de betrokkene bewust had gekozen om niet te verschijnen. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in het kader van de Wvggz en de noodzaak voor de rechter om adequaat onderzoek te doen naar de mogelijkheid van het horen van de betrokkene.