ECLI:NL:HR:2022:895

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
17 juni 2022
Zaaknummer
22/00957
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over zorgmachtiging en hoorplicht in het kader van de Wvggz

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type, was niet verschenen bij de mondelinge behandeling, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De advocaat van de betrokkene was wel aanwezig en verklaarde dat hij had afgesproken dat zijn cliënt zou komen, maar dat hij telefonisch onbereikbaar was. De rechtbank had de zorgmachtiging voor zes maanden verleend, maar de betrokkene stelde dat hij niet gehoord was, wat in strijd zou zijn met artikel 6:1 lid 1 Wvggz. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd dat de betrokkene bewust had gekozen om niet te verschijnen. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in het kader van de Wvggz en de noodzaak voor de rechter om adequaat onderzoek te doen naar de mogelijkheid van het horen van de betrokkene.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/00957
Datum17 juni 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: F.W.E. Eijsvogels,
tegen
OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ROTTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/10/629659 / FA RK 21-9019 van de rechtbank Rotterdam van 17 december 2021.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Rotterdam.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
(i) De officier van justitie heeft verzocht om ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden als bedoeld in art. 6:4 Wvggz in verbinding met art. 6:5, aanhef en onder b, Wvggz te verlenen.
(ii) Bij de mondelinge behandeling is betrokkene niet verschenen.
(iii) De advocaat van betrokkene is wel bij de mondelinge behandeling verschenen en heeft blijkens het proces-verbaal het volgende opgemerkt over het horen van betrokkene:
“[Advocaat]: ik heb hem afgelopen dinsdag telefonisch gesproken en hij vertelde toen dat er geen vertrouwensband met de psychiaters is. Ik had hem hier wel verwacht. Ik had afgesproken dat hij zoals altijd op tijd zou komen. Normaal is hij er ook altijd. Ik heb niets van hem gehoord. Mijn werktelefoon was niet op tijd opgeladen.”
2.2
De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden en heeft daartoe, voor zover in cassatie van belang, als volgt overwogen:
“1.2. (…)
Hoewel behoorlijk opgeroepen is betrokkene niet verschenen. De advocaat van betrokkene laat weten dat betrokkene op de hoogte is van de zitting en hem wel verwachtte. Tijdens de zitting heeft de rechtbank geprobeerd betrokkene telefonisch te bereiken, maar kreeg geen gehoor. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat betrokkene er bewust voor heeft gekozen om niet te verschijnen en gaat over tot de inhoudelijke behandeling.
(…)
2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizo affectieve stoornis van het bipolaire type.
(…)
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden, en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
(…)
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. In tegenstelling tot de verzochte duur van twaalf maanden, verleent de rechtbank de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden met ingang van vandaag. Hoewel het de eigen keuze van betrokkene is geweest om niet te verschijnen, is twaalf maanden een lange periode. Nu betrokkene niet zelf gehoord kon worden, acht de rechtbank een periode van zes maanden gerechtvaardigd. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden met ingang van vandaag.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel klaagt in de kern dat de rechtbank in strijd met art. 6:1 lid 1 Wvggz een zorgmachtiging heeft verleend zonder betrokkene te horen.
3.2
Deze klacht is gegrond.
De rechtbank heeft (in rov. 1.2) uit de vaststaande omstandigheden dat betrokkene niet bij de mondelinge behandeling is verschenen – hoewel hij daarvoor behoorlijk was opgeroepen, hij volgens zijn advocaat op de hoogte was van die mondelinge behandeling en zijn advocaat hem daar verwachtte – en dat het de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling niet is gelukt betrokkene telefonisch te bereiken, afgeleid dat betrokkene bewust ervoor heeft gekozen om niet te verschijnen. Daaraan heeft de rechtbank kennelijk de gevolgtrekking verbonden dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen als bedoeld in art. 6:1 lid 1 Wvggz. Een en ander is onvoldoende gemotiveerd in het licht van de opmerking van de advocaat van betrokkene bij de mondelinge behandeling (zie hiervoor in 2.1 onder (iii)) dat betrokkene en zijn advocaat hadden afgesproken – kort gezegd – dat betrokkene aanwezig zou zijn bij de mondelinge behandeling, dat hij normaal gesproken op tijd aanwezig is, en de advocaat daarna niet meer van betrokkene had gehoord. [1]

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 17 december 2021;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
17 juni 2022.

Voetnoten

1.Vgl. HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:188, rov. 3.3.3.