In deze zaak heeft Meijndert Trucking B.V., rechtsopvolgster van Meijndert Trucking B.V., beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had eerder een uitspraak gedaan in een geschil dat betrekking had op een concurrentiebeding en de vraag of de werkgever een belang heeft bij het in dienst houden van de werknemer. De Hoge Raad heeft op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 20/03562.
De Hoge Raad heeft de klachten van Meijndert Trucking over het arrest van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest. Dit oordeel werd gegeven zonder verdere motivering, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en Meijndert Trucking veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan door een vijfkoppige kamer, met H.M. Wattendorff als openbaar uitgesproken raadsheer.