Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
15 februari 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 december 2020. De verdachte, geboren in 1973, was eerder veroordeeld door de rechtbank te Amsterdam en had hoger beroep ingesteld. De Hoge Raad heeft in een eerdere procedure het arrest van het gerechtshof van 26 april 2017 vernietigd en de zaak terugverwezen. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof Amsterdam.
De Hoge Raad heeft in deze uitspraak de beoordeling van de redelijke termijn van berechting behandeld. Het hof had in zijn uitspraak niet voldoende rekening gehouden met het tijdsverloop na het instellen van het cassatieberoep. De Hoge Raad benadrukt dat bij de beoordeling van de overschrijding van de redelijke termijn zowel het tijdsverloop vóór de gecasseerde uitspraak als het tijdsverloop in de cassatiefase en de periode van hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad in aanmerking moet worden genomen. Het hof had enkel gekeken naar de periode tussen het instellen van hoger beroep en het eerste arrest van het hof, wat niet voldeed aan de vereisten.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting is overschreden en heeft de opgelegde gevangenisstraf van 80 dagen verminderd naar 72 dagen. De uitspraak van het hof is vernietigd, maar het beroep is voor het overige verworpen. Deze uitspraak is van belang voor de beoordeling van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen daarvan voor de strafoplegging.