2.2.1Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
“De verdachte (...) is niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J. Sietsma, advocaat te Amsterdam, die mededeelt dat hij geen contact met de verdachte heeft.
De raadsman verzoekt het hof de betekening van de dagvaarding voor de terechtzitting van heden te controleren.
De advocaat-generaal deelt mede dat de dagvaarding aan de receptie is uitgereikt.
De voorzitter deelt mede dat de dagvaarding voor de terechtzitting van heden aan een huisgenote is uitgereikt en dat de verdachte niet gedetineerd is.
De raadsman deelt mede:
Over het adres waar de dagvaarding is uitgereikt, wil ik opmerken dat het mij niet bekend is om wat voor adres het gaat. Ik ben niet gemachtigd. Mijn cliënt heeft mij uitdrukkelijk gevraagd hoger beroep in te stellen. Ik hoopte hem te zien. Ik wil een aanhoudingsverzoek doen teneinde mijn cliënt in de gelegenheid te stellen zijn aanwezigheidsrecht uit te oefenen. Het adres waar de dagvaarding is uitgereikt, lijkt het adres van een daklozenopvang te zijn; het gebeurt dat op dat soort locaties stukken weleens blijven liggen.
U, voorzitter, deelt mede dat de oudste raadsheer dat adres zojuist op Google heeft opgezocht, en dat het het adres van een daklozenloket betreft.
U, advocaat-generaal, merkt op dat mijn cliënt in eerste aanleg ook niet is verschenen. Het enige wat ik kan zeggen, is dat ik ook dat daklozenloket zal aanschrijven. Ik heb mijn cliënt weleens per e-mail bereikt. Ik heb het nu ook geprobeerd maar dat is niet gelukt. Er is contact geweest, maar dat was enige tijd geleden.
U, voorzitter, vraagt mij of hij mij niet gemachtigd heeft. Ik zeg u dat dat niet het geval is.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat sprake is van een rechtsgeldige betekening en dat het aanhoudingsverzoek moet worden afgewezen.
Het hof onderbreekt het onderzoek voor beraad in raadkamer.
Na hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het aanhoudingsverzoek wordt afgewezen, aangezien sprake is van een rechtsgeldige betekening en dat gelet op de onderbouwing er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te verwachten dat de raadsman na aanhouding wel zijn cliënt zal bereiken.”
2.3.2De aan het verzoek tot aanhouding ten grondslag gelegde omstandigheid dat de verdachte (mogelijk) geen weet heeft van de zitting, kan zonder meer als “niet aannemelijk” worden beoordeeld indien de dagvaarding of oproeping voor de terechtzitting in persoon is betekend. Dan kan de rechter het verzoek reeds op deze grond afwijzen.