In deze zaak heeft Fitland Leiden II B.V. (hierna: Fitland) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een geschil over schadevergoeding na de beëindiging van de samenwerking tussen Fitland en Stichting Mborijland (hierna: ROC) in een commanditaire vennootschap. De Hoge Raad heeft op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 21/02031.
De Hoge Raad heeft de klachten van Fitland over het arrest van het hof beoordeeld. De klachten konden echter niet leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het beroep van Fitland verworpen en Fitland veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten aan de zijde van ROC zijn begroot op € 7.086,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien Fitland deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak heeft voldaan. De uitspraak is gedaan door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter, samen met de raadsheren C.E. du Perron en C.H. Sieburgh, en is openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.