ECLI:NL:HR:2022:816

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
20/02858
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over oneerlijke handelspraktijken en ambtshalve toepassing van het recht op hoor en wederhoor in een piramidesysteem

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat J.C. Zevenberg, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 juni 2020. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaat J.H.M. van Swaaij, heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en de klachten van eiser over het arrest van het hof onderzocht. De Hoge Raad concludeert dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij het niet nodig is om te motiveren waarom de klachten niet gegrond zijn. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders gevolgd, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 3 juni 2022 en is openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock. De zaak betreft belangrijke juridische vragen over oneerlijke handelspraktijken en de toepassing van het recht op hoor en wederhoor, met specifieke aandacht voor de vraag of eiser als handelaar kan worden aangemerkt in de zin van de relevante wetgeving.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/02858
Datum3 juni 2022
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: J.C. Zevenberg
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster],
advocaat: J.H.M. van Swaaij.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak 5981616 \ CV EXPL 17-3696 van de kantonrechter te Assen van 7 november 2017 en 10 juli 2018;
de arresten in de zaak 200.248.947/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 januari 2019, 7 januari 2020 en 16 juni 2020;
zijn arrest tussen partijen in deze zaak (ECLI:NL:HR:2020:2101) van 18 december 2020.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 16 juni 2020 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor [verweerster] mede door J.M. Moorman.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter, de vicepresident M.J. Kroeze en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
3 juni 2022.