ECLI:NL:HR:2022:811

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
21/01004
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming en kostenverweer in cassatie betreffende verkoop van cocaïne

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 februari 2021. Het beroep in cassatie is ingesteld door de betrokkene, die in deze procedure wordt aangeduid als de persoon die wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald uit de verkoop van bolletjes cocaïne. De betrokkene heeft een cassatiemiddel ingediend, vertegenwoordigd door de advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen werkzaam in Rotterdam. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het gerechtshof in stand blijft.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en M. Kuijer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/01004 P
Datum31 mei 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 februari 2021, nummer 20-002439-19, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 mei 2022.