ECLI:NL:HR:2022:783
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Herziening van een eerder arrest van de Hoge Raad inzake ontvankelijkheid van het verzoek
In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 27 mei 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om herziening van een eerder arrest. Het verzoek om herziening was gericht tegen het arrest van de Hoge Raad van 29 maart 2013, met nummer 12/01252 en ECLI:NL:HR:2013:BZ5821. De belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z], heeft het verzoek ingediend, maar de Hoge Raad heeft dit verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat het duidelijk niet kan slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen over de ontvankelijkheid van het verzoek.
De Hoge Raad heeft, op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, besloten om het verzoek om herziening zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat de Hoge Raad geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek heeft gedaan, omdat het verzoek niet aan de vereisten voldeed. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken, wat gebruikelijk is in gevallen waarin een verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools. De waarnemend griffier F. Treuren was aanwezig bij de uitspraak, die openbaar is uitgesproken op de genoemde datum.