Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
25 januari 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 december 2020. De zaak betreft een verdachte die in 2019 in Utrecht zijn vriendin zo hard tegen haar hoofd heeft geslagen en geschopt dat zij ernstig hersenletsel heeft opgelopen. De verdachte is hiervoor vervolgd op basis van artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht, wat betreft doodslag. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen cassatiemiddelen zijn ingediend namens de verdachte, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Dit betekent dat de Hoge Raad het beroep niet in behandeling kan nemen, aangezien de wet bepaalt dat een advocaat binnen een bepaalde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. De Hoge Raad heeft in deze uitspraak bevestigd dat aan deze verplichting niet is voldaan, en heeft daarom het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard.