ECLI:NL:HR:2022:732
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake naheffingsaanslag belasting personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 februari 2021, nummer 18/00313, die op zijn beurt betrekking had op een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nummer AWB 17/4685). De belanghebbende had een naheffingsaanslag ontvangen in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, waartegen hij in hoger beroep was gegaan.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.A. Cardol, heeft in cassatie een aantal middelen voorgesteld. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door de belanghebbende, heeft de Hoge Raad de middelen beoordeeld. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de voorgestelde middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 20 mei 2022 door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.