Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
17 mei 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door het openbaar ministerie tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 6 juli 2021 een klaagschrift van de klaagster, geboren in 1981, gegrond verklaard en het beslag op haar auto onrechtmatig verklaard. De auto was in beslag genomen op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering, in het kader van een onderzoek naar hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De Hoge Raad oordeelt dat de opvatting dat een beslag op basis van artikel 94a Sv niet voor een tweede keer op hetzelfde voorwerp kan worden gelegd, geen steun vindt in het recht. De Hoge Raad stelt dat het recht niet vereist dat de rechter-commissaris bij tijdsverloop een gegeven machtiging tussentijds toetst voordat de officier van justitie tot het leggen van beslag mag overgaan. Het beslag is bedoeld om het recht tot verhaal van een op te leggen geldboete of betalingsverplichting veilig te stellen. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank Midden-Nederland voor herbehandeling.