Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
a. een akte van hoger beroep van 29 mei 2019 waarin als adres van de verdachte is vermeld: [a-straat 1] , [plaats] ;
b. een aan de appelakte gehecht - door de griffier als schriftelijke bijzondere volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 1 onder a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) aangemerkt - faxbericht van 29 mei 2019 van de raadsvrouw van de verdachte, waarin is vermeld dat het adres [b-straat 1] , [plaats] wordt opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding;
c. een akte van uitreiking die inhoudt dat die dagvaarding op 1 september 2020 tevergeefs is aangeboden op het adres [a-straat 1] , [plaats] en vervolgens op 10 september 2020 is uitgereikt aan een medewerker van het openbaar ministerie, waarna op die datum een afschrift van de dagvaarding is verzonden naar dat adres in [plaats] ;
d. een informatiestaat SKDB-persoon van 10 september 2020 die inhoudt dat de verdachte op dat moment niet is gedetineerd en vanaf 13 april 2018 is ingeschreven op het adres [a-straat 1] , [plaats] ;
e. het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep dat inhoudt dat de verdachte daar niet is verschenen en dat tegen hem verstek is verleend, waarna het hof de verdachte op grond van artikel 416 lid 2 Sv niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep.
3.Beslissing
25 januari 2022.