ECLI:NL:HR:2022:66

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
20/03495
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van de uitspraak van het gerechtshof Den Haag wegens schending van het aanwezigheidsrecht in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 oktober 2020. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar was niet verschenen op de zitting, waarop het hof verstek verleende. De raadsvrouw van de verdachte had in een schriftelijke volmacht een adres opgegeven voor de toezending van de dagvaarding in hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat er geen bewijs was dat een afschrift van de dagvaarding naar dit adres was verzonden, wat in strijd is met artikel 36g lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor was het aanwezigheidsrecht van de verdachte geschonden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing, wat door de Hoge Raad werd gevolgd. De zaak benadrukt het belang van correcte communicatie en verzending van processtukken in het strafrecht, vooral met betrekking tot het recht op verdediging en aanwezigheid tijdens de rechtszitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/03495
Datum25 januari 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 oktober 2020, nummer 22-002218-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof tot het verlenen van verstek tegen de niet-verschenen verdachte. Het klaagt in het bijzonder dat is verzuimd een afschrift te sturen naar het adres dat de raadsvrouw van de verdachte had opgegeven in de schriftelijke volmacht tot het instellen van hoger beroep.
2.2
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
a. een akte van hoger beroep van 29 mei 2019 waarin als adres van de verdachte is vermeld: [a-straat 1] , [plaats] ;
b. een aan de appelakte gehecht - door de griffier als schriftelijke bijzondere volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 1 onder a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) aangemerkt - faxbericht van 29 mei 2019 van de raadsvrouw van de verdachte, waarin is vermeld dat het adres [b-straat 1] , [plaats] wordt opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding;
c. een akte van uitreiking die inhoudt dat die dagvaarding op 1 september 2020 tevergeefs is aangeboden op het adres [a-straat 1] , [plaats] en vervolgens op 10 september 2020 is uitgereikt aan een medewerker van het openbaar ministerie, waarna op die datum een afschrift van de dagvaarding is verzonden naar dat adres in [plaats] ;
d. een informatiestaat SKDB-persoon van 10 september 2020 die inhoudt dat de verdachte op dat moment niet is gedetineerd en vanaf 13 april 2018 is ingeschreven op het adres [a-straat 1] , [plaats] ;
e. het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep dat inhoudt dat de verdachte daar niet is verschenen en dat tegen hem verstek is verleend, waarna het hof de verdachte op grond van artikel 416 lid 2 Sv niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep.
2.3
De vermelding van het adres [b-straat 1] , [plaats] in het als schriftelijke volmacht aangemerkte faxbericht van de raadsvrouw kan niet anders worden begrepen dan als de opgave van een adres in de zin van artikel 36g lid 1, aanhef en onder c, Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.
2.4
Uit de stukken van het geding kan niet blijken dat een afschrift van de dagvaarding in hoger beroep aan dit adres is gezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is gebeurd. Evenmin houden de stukken iets in waaruit kan volgen dat die verzending op grond van het derde lid van artikel 36g Sv achterwege kon blijven. Daarom had het hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek op de terechtzitting te schorsen om de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn. Van zo’n onderzoek blijkt niet. Het cassatiemiddel slaagt daarom. (Vgl. HR 27 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4736.)

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 januari 2022.