ECLI:NL:HR:2022:642
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake belastingkwesties
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door F.A. Provoost, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 april 2021, waarin het verzet van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank van 28 augustus 2020 werd behandeld. Belanghebbende heeft een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van de Rechtbank, waarop de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], een verweerschrift heeft ingediend. De zaak is verder schriftelijk toegelicht door Y.E.J. Geradts, advocaat te Amsterdam.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van de Rechtbank in stand blijft.