ECLI:NL:HR:2022:570

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
22/00610
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling voor valsheid in geschrift met betrekking tot eerdere vrijspraak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2022 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het gerechtshof Amsterdam, waarin de aanvrager, geboren in 1956, was veroordeeld voor valsheid in geschrift. De aanvrager had eerder, op 25 januari 2022, een herzieningsaanvraag ingediend die door de Hoge Raad was afgewezen. In de huidige aanvraag werd een beroep gedaan op een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 januari 2022, waarin een andere verdachte was vrijgesproken van valsheid in geschrift. De aanvrager stelde dat deze vrijspraak relevant was voor zijn eigen veroordeling.

De Hoge Raad overwoog dat de aanvraag tot herziening niet kon slagen op basis van artikel 457 lid 1, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), omdat er geen sprake was van tegenstrijdige bewezenverklaringen in verschillende uitspraken. De vrijspraak van de andere verdachte was niet relevant voor de herziening van de veroordeling van de aanvrager. Daarnaast kon de aanvraag ook niet slagen op basis van artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv, omdat de vrijspraak niet voldeed aan de voorwaarden die in deze bepaling zijn gesteld. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en wees deze af.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00610 H
Datum19 april 2022
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof Amsterdam van 31 januari 2020, nummer 23-002113-19, ingediend door M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam,
namens
[de aanvrager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het hof heeft de aanvrager veroordeeld voor valsheid in geschrift tot een gevangenisstraf van twee maanden.

2.Eerdere herzieningsaanvraag

De aanvrager heeft eerder herziening gevraagd van voormelde veroordeling. Die aanvraag is door de Hoge Raad bij arrest van 25 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:36 afgewezen.

3.De aanvraag tot herziening

3.1
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3.2
In de aanvraag wordt een beroep gedaan op een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 januari 2022 in een strafzaak tegen de verdachte [naam], waarin die [naam] van de hem tenlastegelegde valsheid in geschrift is vrijgesproken.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1
Volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan herziening plaatsvinden op grond van de omstandigheid dat bij verschillende arresten of vonnissen die onherroepelijk zijn geworden of bij verstek zijn gewezen, bewezenverklaringen zijn uitgesproken die niet overeen zijn te brengen. Daarnaast kan volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv herziening plaatsvinden op grond van een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2
Voor zover de aanvraag een beroep doet op de in artikel 457 lid 1, aanhef en onder a, Sv omschreven herzieningsgrond, kan zij niet slagen omdat zich hier niet voordoet het geval dat bij onderscheidene uitspraken bewezenverklaringen zijn uitgesproken die niet zijn overeen te brengen. In het onder 3.2 bedoelde arrest is immers de betreffende verdachte [naam] vrijgesproken.
4.3
De aanvraag kan evenmin slagen voor zover deze tevens ertoe strekt een beroep te doen op de in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv omschreven herzieningsgrond. De - niet nader gemotiveerde - vrijspraak van [naam] betreft niet een gegeven als in die bepaling bedoeld.
4.4
De aanvraag is, gelet op wat hiervoor is overwogen, kennelijk ongegrond.

5.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 april 2022.