ECLI:NL:HR:2022:542
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake invorderingsrente door belanghebbende [X] B.V.
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 4 maart 2021, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag werd behandeld. De Rechtbank had zich uitgesproken over beschikkingen inzake invorderingsrente die aan belanghebbende waren gegeven.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft verschillende middelen voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door een onbekende partij aangeduid als [P], heeft een verweerschrift ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende, heeft de Hoge Raad de middelen beoordeeld.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de voorgestelde middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor deze beslissing, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.