ECLI:NL:GHDHA:2021:2808

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
BK-20/00067
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van rentebeschikkingen door de Ontvanger en de gevolgen voor immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van 65 rentebeschikkingen die door de Ontvanger van de Belastingdienst zijn afgegeven. De belanghebbende, [X] B.V., had eerder bij de Rechtbank Den Haag een beroep ingesteld tegen deze rentebeschikkingen, maar dit beroep werd ongegrond verklaard. De Rechtbank had de Ontvanger veroordeeld tot het betalen van € 1.000 aan immateriële schadevergoeding en € 256 aan proceskosten, alsook het griffierecht van € 345 te vergoeden. De belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 januari 2021 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. De belanghebbende stelde dat de rentebeschikkingen onterecht waren en dat er meer schadevergoeding moest worden toegekend. Het Hof oordeelde echter dat de Rechtbank op goede gronden had geoordeeld en dat de argumenten van de belanghebbende niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie voor te leggen.

De uitspraak van het Hof is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het Hof heeft geen proceskosten aan de belanghebbende opgelegd, omdat er onvoldoende redenen waren om dit te doen. De uitspraak is vastgesteld door de rechters U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier L. van den Bogerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-20/00067

Uitspraak van 4 maart 2021

in het geding tussen:

[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,

en
de ontvanger van de Belastingdienst/Landelijk Incasso Centrum/Intensieve Incasso, kantoor Amsterdam, de Ontvanger,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 5 december 2019, nr. SGR 19/1726.

Overwegingen

1. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende tegen de gezamenlijke uitspraak van 7 februari 2019 op de bezwaren tegen 65 rentebeschikkingen van 13 december 2016 ongegrond verklaard, de Ontvanger veroordeeld belanghebbende immateriële schade van € 1.000 te vergoeden en proceskosten van € 256 te betalen en de Ontvanger opgedragen belanghebbende het griffierecht van € 345 te vergoeden, met dien verstande dat die bedragen worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 weken na de openbaarmaking van de uitspraak tot aan de dag van de algehele voldoening.
2. Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 532 is geheven. De Ontvanger heeft een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad in Den Haag ter zitting van het Hof van 22 januari 2021. Partijen zijn verschenen. Op de zitting zijn ook de door dezelfde gemachtigde ingestelde hoger beroepen behandeld in de 15 zaken met de BK-nummers 20/00013 t/m 20/00027, 20/00065, 20/00066, 20/00068, 20/00069, 20/00245, 20/00246, 20/00247 t/m 20/00252, 20/00253 en 20/00254, 20/00378 t/m 20/00381, 20/00382 t/m 20/00387, 20/00388 en 20/00389, 20/00390, 20/00391 en 20/00392. Wat in het ene hoger beroep door partijen is aangevoerd en ingebracht geldt, voor zover van toepassing, ook voor de andere hoger beroepen.
3. In hoger beroep zijn, zo wil het Hof begrijpen, (nagenoeg) dezelfde geschilpunten als bij de Rechtbank aan de orde. Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
4. Het Hof stelt voorop onvoldoende reden te zien de gemachtigde van belanghebbende in deze procedure te weigeren.
5. De beschikbare gegevens, in het licht van de relevante regelgeving, wijzen naar 's Hofs oordeel niet anders uit dan dat de Rechtbank met betrekking tot alle onderdelen van het geschil op goede gronden, begrijpelijk en juist, heeft geoordeeld. Belanghebbende heeft, ook in hoger beroep, niets aangevoerd, gelet ook op de in onderdeel "Beschouwing" van het verweerschrift in hoger beroep gegeven uiteenzetting, dat rechtvaardigt anders te oordelen of waaruit anderszins een inhoudelijk of formeel beletsel is te putten voor het bevestigen van de uitspraak van de Rechtbank. Al wat van de kant van belanghebbende is aangevoerd treft geen doel, daar de stellingen, zo al relevant en te volgen, niet blijk geven van een juiste rechtsopvatting dan wel feitelijke grondslag missen.
6. Het Hof ziet voor deze procedure geen reden het Hof van Justitie van de Europese Unie prejudiciële vragen voor te leggen.
7. Het hoger beroep is ongegrond.
8. Het Hof ziet geen reden de Ontvanger en onvoldoende reden belanghebbende te veroordelen in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
De uitspraak is vastgesteld door U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier L. van den Bogerd. De beslissing is op 4 maart 2021, met de nodige coronabeperkingen, in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kan zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaanbinnen zes wekenna de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad: www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Wanneer die personen geen gebruik willen maken van digitaal procederen, sturen zij het beroepschrift in cassatie aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2. Alleen bij procederen op papier: het cassatieberoepschrift moet ondertekend zijn;

3. Het cassatieberoepschrift moet ten minste vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. De indiener zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.