ECLI:NL:HR:2022:521

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
20/04270
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van bedrijfsruimte in kort geding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [de vrouw] tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een kort geding waarin een executiegeschil aan de orde was over de naleving van een verplichting tot ontruiming van bedrijfsruimte, met een dwangsom als sanctie. De Hoge Raad heeft de klachten van [de vrouw] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van [de vrouw] verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [de man] zijn begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/04270
Datum8 april 2022
ARREST
In de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [de vrouw],
advocaat: N.C. van Steijn,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [de man],
advocaat: A.H.M. van den Steenhoven.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/18/197634 / KG ZA 20-58 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland van 13 mei 2020;
het arrest in de zaak 200.279.329/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 november 2020.
[de vrouw] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[de man] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [de vrouw] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [de vrouw] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [de man] begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [de vrouw] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
8 april 2022.