Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
5..Beslissing
5 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 16 juli 2020. De verdachte, een rechtspersoon, was beschuldigd van medeplegen van mensensmokkel, valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
Echter, het vierde cassatiemiddel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd gegrond bevonden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde geldboete van € 63.000 naar € 60.500. De Hoge Raad heeft ook de schrifturen van de benadeelde partijen beoordeeld, maar deze werden niet in behandeling genomen omdat de originele exemplaren te laat waren ingediend. De Hoge Raad heeft uiteindelijk de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de hoogte van de geldboete, en het beroep voor het overige verworpen.