Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
5 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 april 2021. De zaak betreft een overval op een horecagelegenheid, waarbij de verdachte in cassatie is gegaan tegen de bewezenverklaring die uitsluitend was gebaseerd op de verklaring van de aangeefster. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat het hof ten onrechte deze verklaring als voldoende bewijs heeft aangemerkt, zonder rekening te houden met het bewijsminimum zoals vastgelegd in artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven. Dit is in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat de Hoge Raad niet hoeft te motiveren wanneer de vragen niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen.