ECLI:NL:HR:2022:488
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en domicilieadres
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], Marokko, tegen de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Centrale Raad van Beroep van 16 april 2021, nr. 20/186 ANW. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld, waarbij belanghebbende niet had gekozen voor een domicilieadres in Nederland. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende herhaaldelijk verzocht om het griffierecht te voldoen, maar belanghebbende heeft hier geen gehoor aan gegeven. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 1 april 2022.