ECLI:NL:HR:2022:482

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
22/00135
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 november 2021, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 4 februari 2020 werd behandeld. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 24 januari 2022 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen zes weken te herstellen, maar de herstelbrief werd pas op 8 maart 2022 ingediend, na afloop van de gestelde termijn. Hierdoor heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 6:6 Awb. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/00135
Datum1 april 2022
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven,
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 november 2021, nrs. 19/00987 tot en met 19/00999 [1] , op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van het Hof van 4 februari 2020.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het via het webportaal van de Hoge Raad ontvangen beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 24 januari 2022 in het digitale dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld dat verzuim binnen zes weken na die datum te herstellen. Die termijn eindigde op 7 maart 2022.
Op 8 maart 2022 heeft de Hoge Raad via het webportaal een brief van belanghebbende ontvangen. Aangezien die brief na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, laat de Hoge Raad dit stuk buiten beschouwing. Daarom zal de Hoge Raad het beroep in cassatie met toepassing van artikel 6:6 Awb niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2022.