ECLI:NL:HR:2022:451

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
21/00792
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de motivering van dringende reden in arbeidsrechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een ontslag op staande voet. De werknemer, hierna aangeduid als [de werknemer], heeft tegen de beschikking van het gerechtshof Den Haag beroep in cassatie ingesteld. De werknemer was in dienst bij ERIKS B.V., gevestigd te Alkmaar, en heeft het ontslag betwist. De advocaat van de werknemer heeft aanvankelijk K. Teuben en thans J.W.H. van Wijk als vertegenwoordiger. De advocaten van de verweerder, ERIKS B.V., zijn S.F. Sagel en I.L.N. Timp.

De Hoge Raad heeft de klachten van de werknemer over de beschikking van het hof beoordeeld. De Hoge Raad concludeert dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. Dit oordeel is gegeven zonder dat de Hoge Raad verdere motivering behoeft te geven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het beroep van de werknemer verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van ERIKS B.V. zijn begroot op € 913,17 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/00792
Datum25 maart 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[de werknemer],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: [de werknemer],
advocaat: aanvankelijk K. Teuben, thans J.W.H. van Wijk,
tegen
ERIKS B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Eriks,
advocaten: S.F. Sagel en I.L.N. Timp.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak 8635984 VZ VERZ 20-13799 van de kantonrechter te Rotterdam van 6 augustus 2020;
de beschikking in de zaak 200.282.392/01 van het gerechtshof Den Haag van 24 november 2020.
[de werknemer] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Eriks heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [de werknemer] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [de werknemer] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Eriks begroot op € 913,17 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.H. Sieburgh, als voorzitter, A.E.B. ter Heide en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
25 maart 2022.