Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
22 maart 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 februari 2021. De verdachte, geboren in 1983, was veroordeeld voor het telen van een grote hoeveelheid hennep en diefstal van elektriciteit door middel van verbreking. De verdediging had een aanhoudingsverzoek ingediend, waarbij werd gesteld dat de verdachte mogelijk in Marokko verbleef vanwege de ziekte van zijn ouders. Dit verzoek werd door het hof afgewezen, omdat het onvoldoende onderbouwd was en er geen sprake was van een begin van aannemelijkheid. Het hof oordeelde dat het belang van een doeltreffende en spoedige berechting zwaarder woog dan het belang van het aanwezigheidsrecht van de verdachte.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere veroordeling van de verdachte in stand bleef.