ECLI:NL:HR:2022:396

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
21/04765
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over machtiging tot uithuisplaatsing en verzoek deskundigenonderzoek in het familie- en jeugdrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder van een kind. De moeder verzocht om cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 19 augustus 2021 was gegeven. De zaak betreft een machtiging tot uithuisplaatsing van het kind, zoals geregeld in artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek, en een verzoek tot deskundigenonderzoek op basis van artikel 810a lid 2 van de Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De moeder was van mening dat de beschikking van het hof onterecht was en heeft haar bezwaren in cassatie naar voren gebracht.

De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Advocaat-Generaal T. Hartlief had eerder geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van de moeder verworpen, waarmee de beschikking van het gerechtshof in stand bleef. Deze uitspraak heeft implicaties voor de rechtspraktijk in zaken die betrekking hebben op uithuisplaatsingen en de rol van deskundigen in dergelijke procedures.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/04765
Datum18 maart 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: de moeder,
advocaat: A.H. Vermeulen,
tegen
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
kantoorhoudende te Helmond,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de GI,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaken C/01/368714 / JE RK 21-368 en C/01/369382 / JE RK 20-491 van de rechtbank Oost-Brabant van 16 april 2021;
de beschikking in de zaken 200.294.447/01 en 200.294.447/02 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 augustus 2021.
De moeder heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De GI heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de moeder heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
18 maart 2022.