Uitspraak
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
18 maart 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie om de zorgmachtiging van betrokkene te wijzigen, zodat er ook Electro Convulsie Therapie kan worden toegepast indien behandeling met medicatie onvoldoende effect heeft. De rechtbank Noord-Holland had eerder op 16 september 2021 de zorgmachtiging gewijzigd, maar de Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank niet de wettelijk vereiste stukken heeft betrokken bij haar beslissing. Dit betreft onder andere de oorspronkelijke zorgmachtiging en de bijbehorende verklaringen van een onafhankelijke psychiater, die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid zoals gesteld in de Wvggz.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie en benadrukt dat bij een verzoek tot wijziging van een zorgmachtiging, naast de in de wet genoemde stukken, ook de bestaande zorgmachtiging en de relevante onderliggende documenten moeten worden overgelegd. Aangezien deze stukken niet zijn overgelegd en de rechtbank geen melding maakt van deze documenten, concludeert de Hoge Raad dat de rechtbank niet op de juiste wijze heeft geoordeeld. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst de zaak terug voor verdere behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en het volgen van de juiste procedures bij het wijzigen van zorgmachtigingen, om de rechten van betrokkenen te waarborgen.