ECLI:NL:HR:2022:390

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
21/05195
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgmachtiging door uitbreiding van een vorm van verplichte zorg (art. 8:12 Wvggz)

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie om de zorgmachtiging van betrokkene te wijzigen, zodat er ook Electro Convulsie Therapie kan worden toegepast indien behandeling met medicatie onvoldoende effect heeft. De rechtbank Noord-Holland had eerder op 16 september 2021 de zorgmachtiging gewijzigd, maar de Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank niet de wettelijk vereiste stukken heeft betrokken bij haar beslissing. Dit betreft onder andere de oorspronkelijke zorgmachtiging en de bijbehorende verklaringen van een onafhankelijke psychiater, die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid zoals gesteld in de Wvggz.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie en benadrukt dat bij een verzoek tot wijziging van een zorgmachtiging, naast de in de wet genoemde stukken, ook de bestaande zorgmachtiging en de relevante onderliggende documenten moeten worden overgelegd. Aangezien deze stukken niet zijn overgelegd en de rechtbank geen melding maakt van deze documenten, concludeert de Hoge Raad dat de rechtbank niet op de juiste wijze heeft geoordeeld. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst de zaak terug voor verdere behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en het volgen van de juiste procedures bij het wijzigen van zorgmachtigingen, om de rechten van betrokkenen te waarborgen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/05195
Datum18 maart 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: E.F.A. Linssen-van Rossum,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT NOORD-HOLLAND,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/15/320275 / FA RK 21-4447 van de rechtbank Noord-Holland van 16 september 2021.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Noord-Holland.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De rechtbank heeft op 22 februari 2021 ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend tot en met 22 februari 2022.
(ii) Op 9 september 2021 heeft de zorgverantwoordelijke op de voet van art. 8:11 Wvggz besloten tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg waarin de zorgmachtiging niet voorziet.
2.2
In dit geding heeft de officier van justitie de rechtbank op de voet van art. 8:12 lid 5 Wvggz verzocht de zorgmachtiging te wijzigen door de reeds toegestane vorm van verplichte zorg ‘andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening’ uit te breiden met de mogelijkheid om Electro Convulsie Therapie toe te passen indien behandeling met medicatie onvoldoende effect heeft.
2.3
Bij het verzoekschrift zijn de volgende stukken gevoegd:
- de zorgmachtiging van 22 februari 2021;
- de aanvraag van de zorgverantwoordelijke tot wijziging van de zorgmachtiging, gericht aan de geneesheer-directeur;
- het advies van de geneesheer-directeur over de aanvraag, gericht aan de officier van justitie;
- het zorgplan van 1 februari 2021 met aanvullingen;
- een overzicht van eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz (oud) en de Wvggz.
2.4
De rechtbank heeft de zorgmachtiging gewijzigd zoals is verzocht en bepaald dat deze machtiging geldt tot en met 22 februari 2022.

3.Beoordeling van het middel

3.1
De onderdelen 1 en 2 van het middel klagen dat uit de bestreden beschikking niet blijkt dat de wettelijk vereiste stukken die ten grondslag hebben gelegen aan de oorspronkelijke zorgmachtiging, noch die zorgmachtiging zelf bij de behandeling en het bestreden oordeel betrokken zijn geweest. In het bijzonder ontbreekt een – aangevulde – verklaring van de onafhankelijke psychiater, waarmee niet is voldaan aan art. 5:7 Wvggz, aldus de onderdelen.
3.2
Art. 8:12 Wvggz bevat een regeling voor het wijzigen van onder meer een zorgmachtiging, indien ter afwending van een noodsituatie tijdelijk verplichte zorg wordt verleend waarin die machtiging niet voorziet. Over deze regeling heeft de Hoge Raad in zijn beschikking van 24 september 2021 het volgende overwogen: [1]
“3.2 (…) Uit de wetsgeschiedenis volgt dat, indien een wijziging van een zorgmachtiging nodig is, de voorbereidingsprocedure van hoofdstuk 5 van de Wvggz dient te worden gevolgd. De procedure kan wel sneller worden doorlopen. Zo zal een eigen plan van aanpak in een dergelijke situatie niet aan de orde zijn. Ook zijn het zorgplan en de zorgkaart al aanwezig en kan een wijziging daarvan snel worden voorbereid.
3.3
Het voorgaande brengt mee dat bij een verzoekschrift tot wijziging van een zorgmachtiging – naast de in art. 8:12 lid 3 Wvggz vermelde stukken – de bestaande zorgmachtiging en de stukken die daaraan ten grondslag hebben gelegen dienen te worden overgelegd, voorzien van een actualisering daarvan met het oog op de vormen van verplichte zorg waarop het wijzigingsverzoek ziet. Dit betekent dat ook een aanvullende medische verklaring nodig is van een psychiater die voldoet aan de in art. 5:7 Wvggz genoemde voorwaarden, tenzij de oorspronkelijke medische verklaring nog actueel is en mede betrekking heeft op de aanvullende vormen van zorg waarop het wijzigingsverzoek ziet. Aldus is gewaarborgd dat de rechter ten aanzien van de aanvullend verzochte vormen van verplichte zorg kan beoordelen of wordt voldaan aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid als bedoeld in de art. 2:2, 3:3 en 3:4, onder b-e, Wvggz (vgl. art. 6:4 lid 1 Wvggz).
Opmerking verdient nog dat het in art. 8:12 lid 3 Wvggz bedoelde advies van de geneesheer-directeur kan worden aangemerkt als ‘de bevindingen van de geneesheer-directeur’ als bedoeld in art. 5:17 lid 3, onder e, Wvggz.”
3.3
Nu de stukken die ten grondslag lagen aan de bestaande zorgmachtiging niet bij het verzoek tot wijziging zijn gevoegd en de rechtbank ook geen melding maakt van die stukken, moet ervan worden uitgegaan dat deze niet zijn overgelegd. Ook ontbreekt een aanvullende medische verklaring van een psychiater die voldoet aan de in art. 5:7 Wvggz genoemde voorwaarden. Als zodanig kan niet gelden de verklaring van de ter zitting aanwezige psychiater, omdat deze psychiater blijkens het proces-verbaal van behandeling is betrokken bij de verlening van zorg aan betrokkene en derhalve niet voldoet aan de voorwaarde van art. 5:7 onder d Wvggz. De onderdelen slagen dan ook.
3.4
De overige klachten van het middel behoeven niet te worden behandeld.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 16 september 2021;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, A.E.B. ter Heide en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
18 maart 2022.

Voetnoten

1.HR 24 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1357, rov. 3.2-3.3 (voetnoot in het aangehaalde weggelaten).