In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Sinds medio maart 2020 heeft het kabinet diverse maatregelen genomen in verband met de uitbraak van het SARS-Cov-2 virus (hierna: het Covid-19-virus). Het kabinet wordt bij de bestrijding van het Covid-19-virus geadviseerd door het Outbreak Management Team (hierna: OMT). Het OMT bestaat uit (deels wisselende)
deskundigen uit verschillende disciplines die onafhankelijk van de Staat advies
uitbrengen.
(ii) Op 19 januari 2021 heeft het OMT een advies uitgebracht waarin onder meer staat dat er nieuwe varianten van het Covid-19-virus rondwaren (waaronder de alfavariant) die veel besmettelijker zijn dan de oude variant, waardoor het aantal besmettingen zal toenemen en de vooruitzichten op lange termijn zeer zorgelijk zijn.
Het OMT heeft daarom onder meer geadviseerd een avondklok in te stellen.
(iii) Naar aanleiding hiervan heeft de Tweede Kamer op 21 januari 2021 een spoeddebat
gehouden en heeft de meerderheid van de Kamer ingestemd met het voornemen van het kabinet tot het invoeren van een tijdelijke avondklok op basis van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (hierna: Wbbbg).
(iv) Bij koninklijk besluit van 22 januari 2021 zijn op voordracht van de minister-president art. 8, eerste en derde lid, Wbbbg in werking gesteld.Met toepassing van deze bepalingen is op diezelfde datum de ministeriële regeling ‘Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19’ (hierna: de Tijdelijke regeling) gepubliceerd en in werking getreden.Volgens de Tijdelijke regeling geldt van 23 januari 2021 tot en met 10 februari 2021 een avondklok dagelijks van 21.00 uur tot 4.30 uur. Tegelijkertijd met de invoering van de avondklok heeft het kabinet de bevolking dringend geadviseerd per dag niet meer dan één persoon te ontvangen (hierna: de bezoekbeperking).
(v) Op 2 februari 2021 is overeenkomstig art. 1 lid 2 Wbbbg een wetsvoorstel aan
de Tweede Kamer gezonden over het voortduren van de werking van art. 8, eerste en derde lid, Wbbbg (hierna: het Voortduringswetsvoorstel). Het Voortduringswetsvoorstel is op 11 februari 2021 door de Tweede Kamer aangenomen.
(vi) Op 3 februari 2021 hebben Viruswaarheid c.s. de Staat aangeschreven met het verzoek de avondklok onmiddellijk op te heffen. De Staat heeft laten weten daartoe niet bereid te zijn.
(vii) Op 7 februari 2021 heeft het OMT een nieuw advies aan de regering uitgebracht. Daarin is geadviseerd de avondklok te verlengen, omdat de alfavariant van het virus aan een opmars bezig was. Het R-getal (dat weergeeft hoeveel nieuwe besmettingen gemiddeld door één besmet persoon worden veroorzaakt) van de alfavariant lag hoger dan dat van de oorspronkelijke variant. De avondklok kon volgens het OMT een waardevolle aanvulling zijn op de overige reeds geldende maatregelen. Nadat in de Tweede Kamer over een verlenging van de avondklok een spoeddebat was gevoerd, bleek daarvoor een kamermeerderheid te bestaan.
(viii) Vervolgens is verlenging aangekondigd van de avondklok tot en met 3 maart 2021
om 04.30 uur. Daarbij is aangekondigd dat er tussentijds, op 23 februari 2021, zou
worden geëvalueerd of de maatregel nog langer nodig was.
(ix) Uit een technische briefing van 16 februari 2021 van het RIVM aan de Ministeriële Commissie Covid-19 (MCC-19) blijkt dat het RIVM op dat moment verwachtte dat de nieuwe varianten (de alfa- en de betavariant) tegen april 2021 bijna 100% van de gevallen zouden betreffen. De verdringing van de oude variant was het gevolg van de hogere besmettingsgraad van de nieuwe varianten. De besmettingsgraad lag 37% hoger voor de alfavariant en 47% hoger voor de betavariant. Het aantal ziekenhuis- en IC-opnames zou naar verwachting zonder de maatregelen van de avondklok en de bezoekbeperking snel toenemen. Naar verwachting zou die toename veel beperkter zijn als de avondklok en de bezoekbeperking met de overige maatregelen gehandhaafd zouden blijven.
(x) Het Voortduringswetsvoorstel (zie hiervoor onder (iii)) is op 22 februari 2021 ingetrokkenin verband met de inwerkingtreding op die datum van de Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19en het KB tot buitenwerkingstelling van art. 8, eerste en derde lid, Wbbbg.