ECLI:NL:HR:2022:378

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
21/00451
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over informatieplicht en dwangsom in belastingzaak

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door advocaat T. van Malssen, cassatie ingesteld tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Belastingdienst en advocaat J.W.H. van Wijk. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van een eerder arrest van het gerechtshof Den Haag. De kwestie betreft de informatieplicht van de belastingplichtige in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de vraag of de belastingplichtige over de gevraagde informatie beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. De Hoge Raad heeft de klachten van eisers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/00451
Datum18 maart 2022
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: T. van Malssen,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Financiën, Directoraat-Generaal Belastingdienst),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de Belastingdienst,
advocaat: J.W.H. van Wijk.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/09/585947 / KG ZA 19/1257 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 18 februari 2020;
het arrest in de zaak 200.275.624/01 van het gerechtshof Den Haag van 22 december 2020.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor de Belastingdienst toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Belastingdienst begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, F.J.P. Lock en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
18 maart 2022.