In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door advocaat T. van Malssen, cassatie ingesteld tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Belastingdienst en advocaat J.W.H. van Wijk. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van een eerder arrest van het gerechtshof Den Haag. De kwestie betreft de informatieplicht van de belastingplichtige in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de vraag of de belastingplichtige over de gevraagde informatie beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. De Hoge Raad heeft de klachten van eisers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.