Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
15 maart 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 november 2020. De verdachte, geboren in 1991, was in hoger beroep veroordeeld voor poging tot verkrachting, diefstal met geweld en het vervaardigen en bezitten van kinderporno. De verdediging heeft in cassatie verschillende klachten ingediend, waaronder bewijsklachten met betrekking tot het daderschap van de verdachte voor de poging tot verkrachting en diefstal, alsook klachten over de pleegplaats van de vervaardiging en het bezit van kinderporno. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen.