ECLI:NL:HR:2022:315
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 februari 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingediend door A.F.M.J. Verhoeven te Westerhoven. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 november 2021, met nummer 20/00438. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep in cassatie was ingesteld namens een partij, aangeduid als [X] te [Z].
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt dat hij gemachtigd was om het beroep in cassatie in te dienen. Dit verzoek werd gedaan via een aangetekende brief op 9 december 2021, die volgens Track&Trace door PostNL op het opgegeven adres is afgeleverd. De indiener heeft een machtiging overgelegd, maar deze omvatte niet het instellen van beroep in cassatie.
De Hoge Raad concludeert dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen, en verklaart het beroep om die reden niet-ontvankelijk. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.