ECLI:NL:HR:2022:315

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
21/04969
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 februari 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingediend door A.F.M.J. Verhoeven te Westerhoven. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 november 2021, met nummer 20/00438. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep in cassatie was ingesteld namens een partij, aangeduid als [X] te [Z].

De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt dat hij gemachtigd was om het beroep in cassatie in te dienen. Dit verzoek werd gedaan via een aangetekende brief op 9 december 2021, die volgens Track&Trace door PostNL op het opgegeven adres is afgeleverd. De indiener heeft een machtiging overgelegd, maar deze omvatte niet het instellen van beroep in cassatie.

De Hoge Raad concludeert dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen, en verklaart het beroep om die reden niet-ontvankelijk. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/04969
Datum25 februari 2022
ARREST
op het door A.F.M.J. Verhoeven te Westerhoven ingediende beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 5 november 2021, nr. 20/00438 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z].
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarop verzocht binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt dat hij is gemachtigd om het beroepschrift in cassatie in te dienen, dan wel een verklaring van degene van wie de indiener van het beroepschrift stelt dat hij namens hem beroep in cassatie heeft ingesteld dat deze daarmee instemt. Dat verzoek is bij aangetekende brief van 9 december 2021 aan de indiener van het beroepschrift verzonden. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is die brief afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. De indiener van het beroepschrift heeft een machtiging overgelegd, maar die omvat niet het instellen van beroep in cassatie. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift daartoe niet bevoegd was, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2022.